1: Luilf Willems Omta en zijn vrouw Antje Symons Mulder
In 1849 sterft Derk Willems. Derkje Luilfs Edema blijft met haar zoon Luilf Willems (1843-1881) op de Omtadaborg wonen. Luilf heeft artistieke kwaliteiten. Op jonge leeftijd maakt hij een fraai waterverftekening van zijn eigennaam (afb. 2).
2: Door Luilf Omta op jeugdige leeftijd fraai geschreven eigennaam
Ook krijg je een gevoel van de affectie die Luilf voor zijn moeder voelt die er alleen voorstaat uit de onderstaande lieve brief van 1 januari 1859.
Lieve Moeder!
Op dezen dag van een nieuw begonnen jaar voel ik mij gedwongen om U lieve Moeder! mijne dankbaarheid te tonen voor alles, wat gij het verloopen jaar voor mij gedaan hebt. Gij hebt mij gekleed, gevoed en zendt mij naar school, om wat goeds te leren, ja, al wat ik dit op dezen dag ben en heb, ben ik naast God aan U verschuldigd. Dankbaar erken ik dit op dezen dag, en heb ik dat soms niet genoeg erkend, ben ik soms ongehoorzaam geweest, het is mijn ernstig voornemen mij van nu af het vele goede dat ik van U ontvang waardig te toonen door een braaf en gehoorzaam gedrag. De algoede Vader in den Hemel, die mij in U zulk eene lieve Moeder heeft geschonken, en van wien allen zegen komt, zegene U verder met voorspoed en geluk. Hij schenkt U alles wat zijn wijsheid dienstig achte tot het heil voor U en mij, en vooral dit bid ik van den Hemelschen Vader, late hij mij U nog vele jaren tot leer en voorbeeld op mijne verder levenspad behouden.
Uw U heilwenschende Zoon,
Luilf W. Omta.
’t Zandt den 1 Januarij 1859.
Na de dood van Willem Derks in 1849 wordt de boerderij aan de Korendijk 13 met bijna 47 hectare grond, die Derkje Luilfs Edema in 1846 van haar ouders had geerfd, voor ƒ 21.000 verkocht aan Harm Fiepkes Coolman. In 1844 had Willem Derks al plannen gemaakt om de Omtadaborg te renoveren en een grote driekapsschuur te bouwen. Waarschijnlijk gebruikt zijn weduwe een deel van de opbrengst om deze plannen verder uit te voeren. Er wordt een gevelsteen geplaatst die het gereedkomen van de renovatie herdenkt (afb. 3).
3: Gevelsteen uit 1851 ter ere van het gereedkomen van de renovatie van de Omtadaborg
Tekst op de gevelsteen: Deze plaats is herbouwd in 1851, door de Wed. van Willem Derks Omta, Derkje Lulolfs Edema, en haar zoon Luilf Willems Omta
Om de oplevering te vieren geeft de familie tevens opdracht om een gietijzeren ornament te maken, een liggende hazewindhond met op de halsband de naam ‘Omta’, dat in het bovenlicht boven de voordeur wordt geplaatst (afb. 4).
4: Liggende hazewindhond met op de halsband de naam ‘Omta’ ter viering van de oplevering van de driekapsschuur in 1851
Na de verkoop in 1921 van de Omtadaborg wordt de dochter van Luilf Willems Omta, Anna Aleida Dojes, eigenaresse van de Omtadaborg. In 1926 trouwt zij met Dirk Westerdijk. Ze nemen hun intrek in de voor hen gebouwde villa bij de boerderij ‘Oude Laan’ in Usquert. Maar om de herinnering aan de familieboerderij in ere te houden blijft de hazewindhond in de familie. Het zwart-wit beschilderde gietijzerwerk krijgt een plek in het bovenlicht van de Oude Laan waar het zich nog steeds bevindt (afb. 5)
5: De Oude Laan, Wadwerderweg 82 in Usquert
In 1853 breekt de Krimoorlog uit (1853-1856). Deze zorgt voor een sterk verminderde graantoevoer uit Rusland. Ook door de sterke opkomst van de industrialisatie neemt internationaal, met name vanuit Engeland, Duitsland en België, de vraag naar het Groningse graan toe en stijgt de graanprijs. Ook start in Groningen de industrialisatie. Zo opent de latere grootindustrieel Willem Albert Scholten in 1842 een aardappelmeelfabriek in Foxhol, eerst op basis van paardenkracht, maar vanaf 1847 met gebruik van stoommachines. [iv] Ook wordt vanaf 1850 naar Engels voorbeeld steeds meer drainage toegepast door middel van stenen buizen en het breedwerpig zaaien wordt vervangen door de rijenteelt. Ook stappen de boeren over van de houten voetploeg op de ijzeren (Arend) ploeg met verwisselbare onderdelen en in 1869 wordt de eerste stoomdorsmachine geïntroduceerd.
Eeen half jaar voor het plotseling overlijden van zijn moeder,wordt Luilf Willems meerderjarig verklaard. Op 15 oktober 1863 vermeldt De ‘Nederlandsche Staatscourant’ dat bij Koninklijk Besluit aan Luilf Willems Omta is toegekend ‘al de Regten bij de wet aan Meerderjarigen (…), behoudens de bepaling van art. 478 van het Burgerlijk Wetboek’. Op 30 april 1864 overlijdt Derkje Luilfs Edema (afb. 6a en 6b, G. Snaak, 2019).
6a: Graf van Derk(t)je Lulofs (Luilfs) Edema
Graftekst: Grafsteen van DERKTJE LULOFS EDEMA: Echtgenoote van Willem
Derks Omta; geboren den 8 September 1808 en overleden op Omtada
den 30 April 1864 nalatende een zoon
De graftekst wordt omringd met een in de eigen staart bijtende slang, de zgn. ouroboros. De slang symboliseert hier de alpha (de eerste) en de omega (de laatste letter van het Griekse alfabet), het begin en het einde, de verbinding van geboorte en dood.
6b: Poëtische tekst op grafsteen van Derkje Luilfs Edema
Weleer was ik een mensch als gij, En heb geleefd op aarde blij. De dood die sneed mij schielijk af. En brengt mij in het duister graf; Hier lig ik en verlang den Heer Mij zal ten jongsten dage weer Opwekken; dan zal ik verblijd, Den Heere loven ’t allen tijd.
De boerderij is dan al duidelijk gegroeid, zij laat de Omtadaborg, twee andere woningen en ongeveer 65 bunder (ca 87 ha) land aan haar zoon na. Door een familieadvertentie in de Provinciale Groninger Courant van 30 november 1865 wordt Luilf het slachtoffer van een flauwe en door hem zeer vervelend gevonden grap. Hij reageert met een tegenadvertentie in de Provinciale Groninger Courant van 7 december 1865. Petronella Elema beschrijft deze episode in 2004 in een artikel ‘Lees hier de nijdigheid van een mensch’ in HuppelDePup (11, 3, 77-81). https://omta.info/wp-content/uploads/2022/04/Huppeldepup-over-Luilf-Omta-1.pdf. In het onderstaande blok citeer ik haar artikel.
In de Provinciale Groninger Courant van 5 december 1865 (d.i. nummer 145 van dat jaar) staat een familieadvertentie die een ondertrouw bekend maakt, indertijd een gebruikelijke aankondiging. Deze luidde:
- Omta, van en onder ’t Zandt en H. Luurzema van Colham. ’t Zandt den 30 November 1865.
Nu maakt een genealoog zich doorgaans niet bijzonder druk om de akten van ondertrouw, maar het bijbehorende huwelijk viel niet in de klappers van de burgerlijke stand (of in Familias!) te vinden, en dus sloeg ik de datum 30 november 1865 op in de ondertrouwregisters van ’t Zandt. Ook dat bleek tevergeefs. Zouden ze eigenlijk wel ondertrouwd zijn?!? Eerst bekeek ik of de toekomende echtelieden überhaupt te vinden waren in 19e eeuwse bronnen. Voor de man bleek dat al heel gemakkelijk. De familienaam was uniek voor zijn tak: de grootouders waren landbouwers te Spijk, later te ’t Zandt, en al hun kinderen droegen de familienaam Omta die was ontleend aan hun boerderij, de Omptedaheerd. De “L. Omta” uit de advertentie was een Luilf, de enige zoon (en klaarblijkelijk ook het enige kind) van het echtpaar Willem Derks Omta en Derkje Luilfs Edema. Bij de loting voor de dienst in 1862 werd hij vrijgesteld als zijnde enige wettige zoon. Zijn vader was al sinds 1849 dood; zijn moeder, die nadien (al dan niet met hulp van buitenaf) de boerderij had gedreven, stierf in april 1864. Mogelijk had men haar overlijden zien aankomen, want in oktober 1863 was Luilf Omta al meerderjarig verklaard: Bij Brieven van Meerderjarig-verklaring, door den Hoogen Raad verleend den 15den October 1863, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van den 22sten October 1863, no. 53, geregistreerd te ’s Gravenhage, den 26sten October 1863, zijn aan LUILF OMfA, wonende te ’t Zandt, gegeven al de REGTEN, bij de wet aan MEERDERJARIGEN toegekend, behoudens de bepaling van art. 4 78 van het burgerlijk wetboek. Jan van der Jagt, procureur bij den Hoogen Raad. (Provinciale Groninger Courant, nr. 131, 31 okt. 1863). Hoewel hij in 1865 nog maar 22 was, woonde hij toen dus geheel alleen op de ouderlijke boerderij en het lag in de lijn der verwachtingen dat hij, zoals eens Siemenmaanje, op vrijersvoeten zou gaan om het bedrijf van een boerin te voorzien. Was de ondertrouw-advertentie het resultaat van een mislukte vrijage of hebben zijn maten hem in het ootje willen nemen? In elk geval verscheen in het eerstvolgende nummer van de Provinciale Groninger Courant (nr. 146, 7 dec. 1865) de volgende advertentie:
LEES HIER DE NIJDIGHEID VAN EEN MENSCH. Voorbehoudens alle verschuldigde achting jegens de in eene Annonce in de vorige Courant genoemde MEJUFVROUW, acht ik mij verpligt ter algemeene kennisse te brengen, dat de Advertentie, betreffende eene ONDERTROUW tusschen Haar en Mij geheel onwaarheid is. L. Omta.
Een penibele zaak dus, en voor niemand prettig – behalve voor het amusement van de dorpsgenoten! De ergernis spat van de advertentietekst af: hij moet het grapje allesbehalve gewaardeerd hebben. En om zijn verdere levensloop hier even samen te vatten: driekwart jaar later, in september 1866, trouwde hij alsnog, niet met “H. Luurzema”, doch met een doopsgezinde boerendochter uit Tjarnsweer. De twee kinderen uit dit huwelijk werden enige jaren later geboren; hijzelf stierf op zijn 37e, toen dezen pas 10 resp. 8 jaar oud waren. De situatie herhaalde zich dus. Meer problemen had ik met de identificatie van de gedoodverfde bruid uit 1865. Als het een grap moest voorstellen, is het altijd mogelijk dat de “mejufvrouw” in kwestie fictief was, maar die indruk krijg je toch niet uit de tweede advertentie. De familienaam in de gegeven spelling Luurzema werd nergens in de provincie aangetroffen; Luursema en Luurtsema wel. Kolham is een dorp in de gemeente Slochteren en ik keek in die tienjarentafels of daar rond 1845 een Luursema was geboren; dat bleek niet het geval. Tevens nam ik het bevolkingsregister van Kolham over 1860-1870 door. Geen spóór van een Luursema, in welke spelling dan ook. Ook in ’t Zandt zelf vond ik geen in aanmerking komende geboorteakte. Daarna inventariseerde ik uit de huwelijksregisters welke Henrica, Hillegonda of Hanna Luur(t)sema in aanmerking zou komen voor de functie van huwelijkskandidate. In eerste instantie zag ik wel iets in de Meister bakkersdochters (beiden waren kinderen van Pieter Roelfs Luur(t)sema en Trijntje Tiemens Bakker) Hitje Luurtsema, geb. Uithuizermeeden 7-4-1847, tr. ’t Zandt 2-6-1876 Meindert Kroes respectievelijk Hindrikje Luursema, geb. Uithuizermeeden 13-8-1849, tr. Uithuizermeeden 18-2- 1874 Harm van Dam. Deze jongedochteren leken me echter rijkelijk jong voor een huwelijk in 1865. Als het Colham uit de advertentie nu eens een vergissing was, of een verschrijving, of een opzettelijke variant op het Zandster Kolhol? Dan bleef nog over: Harmke Luursema, geb. Usquert 5-4-1840, wonende ’t Zandt, overl. ’t Zandt 14-1-1913, dr. van Popke Harms Luursema en Auke Jacobs Ritzema, landbouwersche ’t Zandt, tr. ’t Zandt 6-11-1868 Tonnis Elema, geb. Bierum 4-5-1838, landbouwer op Colhol te Zijldijk, overl. ald. 29-5-1931, zn. van Onne Pieters Roelfs Elema, landbouwer, en Anje Migchiels Elema. Uit dit huwelijk geen kinderen. Ik heb niet meer kunnen nagaan of deze oplossing correct was. Als iemand de gezochte dame met zekerheid kan aanwijzen, hoor ik het graag.
Op een detailtekening van ’t Zandt uit 1869 is de Omtadaborg goed te zien (afb. 7).
7: ’t Zandt, detail uit het Negende deel van de ‘Gemeente-atlas van Nederland’ bewerkt door J. Kuyper, Uitgave 1869, Hugo Suringar
De Omtadaborg wordt aangegeven met de rode pijl
De jaren 1850-1880 worden wel de Champagnejaren van de Groninger graanboeren genoemd. Door de grote winsten kunnen zij grote boerderijen met prachtige voorhuizen laten bouwen. Ze worden dan ‘herenboeren’ genoemd omdat hun levensstijl op die van gegoede burgers is gaan lijken. Ook Luilf laat in 1867 een groot voorhuis bouwen, waarschijnlijk op de fundering van de afgebroken borg. Het huis wordt gebouwd in een ambachtelijk-traditionele bouwstijl, waarin neoclassicistische elementen zijn verwerkt (afb. 8).[v]
8: Het woonhuis bij de Omtadaborg dat Luilf Willems in 1867 (waarschijnlijk op de fundamenten van de afgebroken Omptedaborg) in neoklassieke stijl laat bouwen (’t Zandt 1889-1989, blz. 206)
In het Hogeland uit de welvaart zich in de mogelijkheid om luxeartikelen te importeren, zoals tabak, suiker, koffie, thee, specerijen. Ook zijn er veel herbergen; een groot aantal scholen en vrijwel ieder dorp heeft een predikant. Ook de klederdracht van de vrouwen van de herenboeren past zich aan. De oorijzers, die oorspronkelijk van koper waren, worden met de toenemende welvaart vervangen door zilver of goud. Maar met de komst van de industrialisatie komt er ook een eind aan de typisch Groningse klederdracht (afb. 9). De opkomst van de naaimachine en de machinale vervaardiging van stoffen worden de basis in de confectie-industrie. Modebladen maken het mogelijk dat de boerinnen net als de gegoede burgervrouwen de mode kunnen volgen.
9: Groningse klederdracht in de eerste heft van de 19e eeuw
Maar op 5 mei 1871 slaat het noodlot toe, het nieuwgebouwde voorhuis blijft gelukkig staan, maar de driekapsschuur brandt geheel af. Het Nieuwsblad van den Dag bericht het over het drama.
Vrijdagavond is de prachtige boerenplaats Ompteda, van den heer L. Omta, te Zandt, bijna geheel afgebrand; 8 paarden, ruim 20 stuks hoornvee, verscheidene kalveren en zwijnen zijn daarbij omgekomen.
Er wordt een nieuwe grote driekapsschuur gebouwd (afb. 10).
10: De driekapsschuur die Luilf Willems Omta na de brand in 1871 heeft laten bouwen gezien vanaf de huidige Omtadaweg (toen nog Korendijksterweg) rond 1920 voordat de weg werd rechtgetrokken (collectie Bram van Dam)
Waarschijnlijk moeten er door het afbranden van de schuur ook twee nieuwe korenzeven komen. Wellicht heeft Luilf om het afbranden van de schuur te gedenken deze met het jaar 1871 gemerkt (afb. 11).
11: Detail van één van de twee met Luilf Omta 1871 gemerkte korenzeven [vi]
De driekapsschuur brandt helaas in 2005 opnieuw af en wordt niet meer herbouwd (afb. 12).
12: De brand van de driekapsschuur in 2005
Luilf Omta trouwt in 1866 met Antje (Symons) Mulder (1847-1920, afb. 1). Zij is het vijfde van zeven kinderen uit een doopsgezind gezin uit Tjamsweer (bij Appingedam). Haar ouders zijn de te ’t Zandt geboren doopsgezinde pelmolenaar Sy(1)men Egges Mulder (1805-1875) en Elske Jacobs Lesterhuis (1818-1883). Zoals uit de trotse positionering met jachtgeweer blijkt is Luilf militair geïnteresseerd. Uit een brief van 13 september 1879 van de burgemeester van ’t Zandt blijkt dat hij 1e Luitenant van het 4e bataljon van één van de 58 (!) Schutterijen van Groningen was.
13: Voorbeeld van een harddraver uit de tijd van Luilf Omta Harddraverij op de Bussumse heide in 1881 met koning Willem III (met bolhoed) en de burgemeester van Bussum (met hoge hoed)
Ook is hij, zoals veel Groninger herenboeren, een enthousiast fokker van Groninger paarden[vii] voor de harddraverij (afb. 13). Hij is daarin zeer succesvol. Met name met de bruine witvoet merrie ‘De Gravin’, gemend door verschillende pikeurs, wint hij diverse prijzen die, deels in natura, in totaal een aanzienlijk bedrag opbrengen. Zo wint ‘De Gravin’ een zilveren koffie- en theeservies als eerste prijs voor de Groninger drafpaarden tijdens de ‘Harddraverij met Paard en Chais’ op 18 juni 1874 in Leeuwarden ter herdenking van de Slag bij Waterloo.
De familie Omta is streng gereformeerd[viii], wat onder meer blijkt uit een briefje van 31 januari 1834 van Derk Arends aan mevrouw de Ranitz met het verzoek om in te stemmen met de invulling van de vacature ‘der predikantsplaats te ’t Zandt’[ix] en uit deze Zendings Prentenkaart van omstreeks 1860 afkomstig van de Omtadaborg (afb. 14).
14: Zendings Prentenkaart, M. Wijt & Zonen, Rotterdam, ca. 1860
In de 19e eeuw speelt in het Hogeland de kerk een belangrijke rol in de overbrugging van de groeiende sociale afstand. Waar de landarbeiders eerst vaak inpandig op de boerderij leefden en twee warme maaltijden per dag kregen waarbij regelmatig een varken of koe werd geslacht, past dat niet meer bij de rijke levensstijl van de herenboer. Arbeiders wonen in huisjes op het land of in een naburig dorp. Ook nemen de machines het werk van de landarbeider steeds meer over. Waar de landarbeiders in het oosten van Groningen zich vooral aansluiten bij socialistische organisaties, spelen op het Hogeland vooral de christelijk-protestantse organisaties een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij de bestrijding van de met enige regelmaat voorkomende periodes van honger bij de landarbeiders. Het meeste geld komt van collectes in de kerk of langs de huizen. De Omta’s zullen hierbij als gulle gevers een belangrijke rol hebben vervuld.
Luilf Willem(s) Omta en Antje Symons Mulder krijgen twee kinderen, Derkje (Dirkje) Omta (1869-1907) en Si(e)mon Willem Omta (1871-1943). Derkje trouwt met Rembertus Pieter Dojes, liberaal afgevaardigde en belangenbehartiger van de rijke Groninger boerenstand in de Eerste Kamer van 1903 tot 1922. Ze gaan wonen op in “Huize Tocama” in Uithuizen en krijgen ook weer twee kinderen, Renger Lulolf Dojes (1895-1976) en Anna Aleida Dojes (1897-1980), de uiteindelijke koopster van de Omtedaborg (zie de pagina over de Omtadaborg tot de uiteindelijke verkoop in 1932). Luilf overlijdt op 8 juli 1881. Afb. 15a en 15b geven het graf en de gezamenlijke grafsteen weer van Luilf en Antje, die sterft op 11 december 1920.
15a: De Algemene begraafplaats te ‘t Zandt met in het midden het omheinde boekgraf van Luilf Willems Omta en Antje Mulder
15b: Het boekgraf van Luilf Willems Omta en Antje Mulder (foto grafsteen G. Snaak, 2019)
[iv] Willem Albert Scholten (1819-1892) kan worden beschouwd als ’s werelds eerste landbouw-industrieel. Hij stichtte zo’n 24 fabrieken, in binnen- en buitenland, op het gebied van aardappelmeel, aardappelmoutwijn, strokarton, suiker en turfstrooisel. Ook was hij mededirecteur en grootaandeelhouder van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij, de latere Holland-Amerika Lijn. In Zuidoost-Drenthe kocht hij grote veengebieden die nu het Landgoed Scholtenszathe vormen.
[vi] Deze korenzeef kreeg ik van Jan en Avelien Johanna Huizenga-Perdok † (Omtadaweg 6) die deze gevonden hadden bij het afval na de brand van 2005. Avelien Johanna was de zuster van collega-hoogleraar emeritus Udo Perdok uit Wageningen die mij op het bestaan van deze gemerkte korenzeef gewezen had.
[vii] Leuk is dat er nu nog steeds Omta;’s zijn die zich bezighouden met de paardenfokkerij. Zo is Aldert Omta één van de nieuwe bestuursleden van de Vereniging het Groninger Paard, dat zich inzet voor het behoud en naamsbekendheid van het Groninger paardenras door middel van promotie en toezicht op de kwaliteit van het stamboek (Vereniging het Groninger Paard, 02-11-2020).
[ix] De predikantenplaats wordt inderdaad in 1835 ingevuld door Jacobus Albertus Uilkens.