Luilf Omta; De nijdigheid van een mensch

Petronella J.C. Elema 2004, Lees hier de nijdigheid van een mensch (stamreeks Omta, ’t Zandt), HuppelDePup, jaargang 11 nr. 3, pg 77-81

https://omta.info/wp-content/uploads/2022/04/Huppeldepup-over-Luilf-Omta-1.pdf

In de Provinciale Groninger Courant van 5 december 1865 (d.i. nummer 145 van dat jaar) staat een familieadvertentie die een ondertrouw bekend maakt, indertijd een gebruikelijke aankondiging. Deze luidde:

  1. Omta, van en onder ’t Zandt en H. Luurzema van Colham. ’t Zandt den 30 November 1865.

Nu maakt een genealoog zich doorgaans niet bijzonder druk om de akten van ondertrouw, maar het bijbehorende huwelijk viel niet in de klappers van de burgerlijke stand (of in Familias!) te vinden, en dus sloeg ik de datum 30 november 1865 op in de ondertrouwregisters van ’t Zandt. Ook dat bleek tevergeefs. Zouden ze eigenlijk wel ondertrouwd zijn?!? Eerst bekeek ik of de toekomende echtelieden überhaupt te vinden waren in 19e eeuwse bronnen. Voor de man bleek dat al heel gemakkelijk. De familienaam was uniek voor zijn tak: de grootouders waren landbouwers te Spijk, later te ’t Zandt, en al hun kinderen droegen de familienaam Omta die was ontleend aan hun boerderij, de Omptedaheerd. De “L. Omta” uit de advertentie was een Luilf, de enige zoon (en klaarblijkelijk ook het enige kind) van het echtpaar Willem Derks Omta en Derkje Luilfs Edema. Bij de loting voor de dienst in 1862 werd hij vrijgesteld als zijnde enige wettige zoon. Zijn vader was al sinds 1849 dood; zijn moeder, die nadien (al dan niet met hulp van buitenaf) de boerderij had gedreven, stierf in april 1864. Mogelijk had men haar overlijden zien aankomen, want in oktober 1863 was Luilf Omta al meerderjarig verklaard: Bij Brieven van Meerderjarig-verklaring, door den Hoogen Raad verleend den 15den October 1863, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van den 22sten October 1863, no. 53, geregistreerd te ’s Gravenhage, den 26sten October 1863, zijn aan LUILF OMfA, wonende te ’t Zandt, gegeven al de REGTEN, bij de wet aan MEERDERJARIGEN toegekend, behoudens de bepaling van art. 4 78 van het burgerlijk wetboek. Jan van der Jagt, procureur bij den Hoogen Raad. (Provinciale Groninger Courant, nr. 131, 31 okt. 1863). Hoewel hij in 1865 nog maar 22 was, woonde hij toen dus geheel alleen op de ouderlijke boerderij en het lag in de lijn der verwachtingen dat hij, zoals eens Siemenmaanje, op vrijersvoeten zou gaan om het bedrijf van een boerin te voorzien. Was de ondertrouw-advertentie het resultaat van een mislukte vrijage of hebben zijn maten hem in het ootje willen nemen? In elk geval verscheen in het eerstvolgende nummer van de Provinciale Groninger Courant (nr. 146, 7 dec. 1865) de volgende advertentie:

LEES HIER DE NIJDIGHEID VAN EEN MENSCH. Voorbehoudens alle verschuldigde achting jegens de in eene Annonce in de vorige Courant genoemde MEJUFVROUW, acht ik mij verpligt ter algemeene kennisse te brengen, dat de Advertentie, betreffende eene ONDERTROUW tusschen Haar en Mij geheel onwaarheid is. L. Omta.

Een penibele zaak dus, en voor niemand prettig – behalve voor het amusement van de dorpsgenoten! De ergernis spat van de advertentietekst af: hij moet het grapje allesbehalve gewaardeerd hebben. En om zijn verdere levensloop hier even samen te vatten: driekwart jaar later, in september 1866, trouwde hij alsnog, niet met “H. Luurzema”, doch met een doopsgezinde boerendochter uit Tjarnsweer. De twee kinderen uit dit huwelijk werden enige jaren later geboren; hijzelf stierf op zijn 37e, toen dezen pas 10 resp. 8 jaar oud waren. De situatie herhaalde zich dus. Meer problemen had ik met de identificatie van de gedoodverfde bruid uit 1865. Als het een grap moest voorstellen, is het altijd mogelijk dat de “mejufvrouw” in kwestie fictief was, maar die indruk krijg je toch niet uit de tweede advertentie. De familienaam in de gegeven spelling Luurzema werd nergens in de provincie aangetroffen; Luursema en Luurtsema wel. Kolham is een dorp in de gemeente Slochteren en ik keek in die tienjarentafels of daar rond 1845 een Luursema was geboren; dat bleek niet het geval. Tevens nam ik het bevolkingsregister van Kolham over 1860-1870 door. Geen spóór van een Luursema, in welke spelling dan ook. Ook in ’t Zandt zelf vond ik geen in aanmerking komende geboorteakte. Daarna inventariseerde ik uit de huwelijksregisters welke Henrica, Hillegonda of Hanna Luur(t)sema in aanmerking zou komen voor de functie van huwelijkskandidate. In eerste instantie zag ik wel iets in de Meister bakkersdochters (beiden waren kinderen van Pieter Roelfs Luur(t)sema en Trijntje Tiemens Bakker) Hitje Luurtsema, geb. Uithuizermeeden 7-4-1847, tr. ’t Zandt 2-6-1876 Meindert Kroes respectievelijk Hindrikje Luursema, geb. Uithuizermeeden 13-8-1849, tr. Uithuizermeeden 18-2- 1874 Harm van Dam. Deze jongedochteren leken me echter rijkelijk jong voor een huwelijk in 1865. Als het Colham uit de advertentie nu eens een vergissing was, of een verschrijving, of een opzettelijke variant op het Zandster Kolhol? Dan bleef nog over: Harmke Luursema, geb. Usquert 5-4-1840, wonende ’t Zandt, overl. ’t Zandt 14-1-1913, dr. van Popke Harms Luursema en Auke Jacobs Ritzema, landbouwersche ’t Zandt, tr. ’t Zandt 6-11-1868 Tonnis Elema, geb. Bierum 4-5-1838, landbouwer op Colhol te Zijldijk, overl. ald. 29-5-1931, zn. van Onne Pieters Roelfs Elema, landbouwer, en Anje Migchiels Elema. Uit dit huwelijk geen kinderen. Ik heb niet meer kunnen nagaan of deze oplossing correct was. Als iemand de gezochte dame met zekerheid kan aanwijzen, hoor ik het graag. Als bijlage bij deze episode volgt hier een stamreeks Omta. Ik heb o.a. gebruik gemaakt van een tweetal “boerderijenboeken”:

  1. ’t Zandt 1889-1989: boerderijenboek, uitgegeven in 1989 door de afdeling ’t Zandt van de Groninger maatschappij van landbouw, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan (Uithuizen 1989) + Supplement ’t Zandt 1889-1989, bijgewerkt tot november 1995. [Geciteerd als ’t Zandt”).
  2. Het Bierumer boerderijenboek/ een bijdrage tot de geschiedenis van noordoost-Fivelingo / onder red. van E. de Boer, LE. Bos en Q.T. Mulder-Steenbrink (Scheemda 1996). [Geciteerd als “Bierum”].

Stam reeks

  1. Arend Willems, mogelijk afkomstig van Spijk (DTB beginnen 1735), landbouwer Spijk (vanaf 1750 of eerder), overl. 1782, otr. Thesinge (att. naar Spijk 19- 11-1751) Geertje Arends, ged. Thesinge 26-12-1726, over!. 1782, dr. van Arent Derks en Welmoet Jacobs. Arend Willems werd al in 1750 genoemd in een registratie van heerlijke rechten en collatiën te Spijk (GrA, HJK, inv.no. 2571, 22-2-1750). Hoewel hij – zoals hieronder blijkt – grondlegger van verscheidene boerengeslachten is geweest, is zijn herkomst nog onbekend. Zijn ouders hebben allicht Willem en Aukje geheten.
  2. Derk Arents (Omta), ged. Spijk 18-10-1767, landbouwer te Spijk, later te ’t Zandt, overl. ’t Zandt (oud 76 jr.) 17-2-1844, tr. (Huwelijkse voorwaarden Godlinze 24-8-1792) Martje Klaassen(s), ged. Spijk, 17-11-1765, overl. ’t Zandt (oud 74 jr.) 4-8-1840, dr. van Klaas Pieters en Engel(tje) Jans. De huwelijksinschrijving is niet gevonden. De huwelijkse voorwaarden werden gesloten (GrA, RA Fivelingo, inv. no. 558, n11d nr. XXVII b, fol. 40, 2• stuk, 24-8-1792) in Godlinze en gaven voor de bruidegom als broers en zusters Willem Arends (later: Van der Ploeg) gehuwd met Hindrikje Beenes, Arend Arends (later: Ungersma) gehuwd met Meisje Jacobs, Tiasse Arends (later: Biewenga) gehuwd met Bauwke Cornellis en Welmtje Arends gehuwd met Jan Pieters. Een zuster Auke (geb. 1762) was mogelijk jong overleden. Voor de bruid verschenen haar stiefvader en moeder Alderd Jans en Engeltje Jans, alsmede haar oom en aangetrouwde tante Jan Pieters en Grietje Harms. Aldert Jans en Engeltje Jans verkochten in 1782 hun bezit in Godlinze en kochten de Omptedaheerd te ’t Zandt (’t Zandt, no. 42) terug. De schoonzoon Derk Arends nam van zijn ouders een boerderij te Spijk over (Bierum, S 17) en volgde in 1810 Engeltje Arends op Ompteda op.
  3. Willem Derks Omta, geb./ged. Spijk 20-12/26-12-1797, landbouwer te ’t Zandt, overl. ’t Zandt (oud 50 jr.) 20-1-1849, tr. ’t Zandt 16-12-1829 Derkje Luilfs Edema, geb. Zijldijk 8-9-1808, overl. ’t Zandt (oud 55 jr.) 30-4-1864, dr. van Luilf Harms (Edema) en Martje Egges (Arkema) (een doopsgezinde familie). Na het overlijden van zijn ouders kreeg Willem Derks Omta in 1846 de Ompteda Burgh (’t Zandt, no. 42) en in hetzelfde jaar nog de boerderij van zijn schoonouders (’t Zandt, no. 49). Na zijn eigen overlijden, slechts enkele jaren later, werd dat laatste bedrijf verkocht.
  4. Luilf Omta, geb. ’t Zandt 3-8-1843, landbouwer te ’t Zandt, overl. ’t Zandt (oud 37 jr.) 8-7-1881, tr. Appingedam 26-9-1866 Antje Mulder, geb. Tjarnsweer 9-5-1847, overl. Amsterdam 11-12-1920 (overlijden ingeschreven ’t Zandt 16-12-1920), dr. van Simen Egges Mulder en Elske Jacobs Lesterhuis. De dochter Derkje trouwde in 1894 met een landbouwer uit Uithuizen; ook zij zou niet oud worden. Antje Mulder bleef tot 1899 in ’t Zandt woonachtig. Begin juli 1899 verhuisde zij naar de Oosterstraat D 26 in de stad, tezamen met een dienstbode (ook uit ’t Zandt), Eitje of Etje Kooi, en haar zoon die toen juist uit Amsterdam terugkwam naar het Noorden. Toen hij en zijn vrouw in 1905 naar Amsterdam terugkeerden, bleef hun moeder in Groningen wonen. De dienstmeid vertrok in 1907, Antje Mulder ging op 15-2-1908 naar Uithuizen: ongetwijfeld heeft ze daar de huishouding van haar enkele weken eerder overleden dochter bestuurd. Toen in 1920 zijzelf overleed woonde ze officieel weer in ’t Zandt, maar ze stierf in Amsterdam, waarschijnlijk wel ten huize van haar zoon. De boerderij Ompteda Burgh verviel voor de helft op hem en voor de andere helft op de twee kinderen van haar dochter, Renger Lulof Dojes en Anna Aleida Dojes. Laatstgenoemde nam een jaar later de boerderij in zijn geheel over, maar zij verkocht hem in 1932.
  5. Uit dit huwelijk: Derkje Omta, geb. ’t Zandt 22-1-1869, overl. Groningen (oud 38 jr.) 27-12-1907 (akte ingeschreven Uithuizen 31-12-1907), tr. ’t Zandt 4-5-1894 Rembertus Pieter Dojes, geb. Uithuizen 12-1-1860, landbouwer te Uithuizen, overl. niet aldaar gevonden, zn. van Renger Dojes en Aaltje Elema. Siemon Willem Omta, geb. ’t Zandt 11-11-1871, effectenhandelaar, overl. Amsterdam (oud 71 jr.) 17-10-1943, tr. Amsterdam 22-12-1900 Henriette Sophie Armandine Hubertine Tonnaer, geb. Thorn 14-6-1879, overl. na 1945, dr. van Frans Hubert Tonnaer, burgemeester ter plaatse, en Maria Angelina Hubertina Dorothea Muggersdorff. Siemon Willem Omta is geen boer geworden. Op 10-11-1884, één dag voor zijn dertiende verjaardag, kwam hij in Groningen in de kost (Poelestraat D 90) om daar naar school te gaan. Op 21-11-1887 werd hij naar Warffum uitgeschreven (ook daar was een HBS) en op 27-2-1891 kwam hij vanuit Woerden(!) weer terug naar de stad, waar hij op het Martinikerkhof C 184 inwoonde. Op 13-9-1893 vertrok hij naar Amsterdam. In juli 1899 verliet zijn moeder ’t Zandt en zette in Groningen een huishouden op. Op dat moment kwam ook Siemon Willem naar Groningen; anderhalf jaar later huwde hij met een meisje dat hij denkelijk elders in den lande had leren kennen. Zij bleven nog enkele jaren in Groningen wonen, maar vertrokken op 18-7-1905 naar Amsterdam. Kinderen waren er toen niet en ze zullen ook in Amsterdam niet meer zijn geboren. En daarmee stierf deze tak Omta in mannelijke lijn uit.

Hoewel ik tot mijn verassing regelmatig lees of hoor van andere Omta’s dat de tak van Siemon zou zijn uitgestorven klopt dit niet. Zoals op de pagina: Het nageslacht van Luilf wordt uitgelegd trouwde Siemon met Jetty Tonnaer. Ze kregen één zoon, mijn vader Lulolf Willem Frans Hubert Omta, die met Hannie Poulie weer twee zoons kreeg, Simon Willem Frederik (Onno) Omta en mijn broer Arent Derk Omta die helaas overleden is.

Plaats een reactie

Omta en Ompteda