Ger Snaak vertelde mij dat in het boek “De afscheiding van 1834 in Groningerland” (deel II, Dr. J. Wesseling) wordt vermeld dat Aldert Derk in het jaar van zijn fussilade een handschrift heeft geschreven: “Overzicht van de geschiedenis der Gereformeerde Kerk”. Het waren ook op godsdienstig gebied roerige tijden. Onder leiding van Klaas Schilder had de Gereformeerde Kerk/Vrijgemaakt/art. 31 zich afgesplitst van de Gereformeerde Kerken Synodaal. Binnen veel Gereformeerde gezinnen heeft dat tot heftige emoties geleid. Mogelijk is de kerkscheuring in 1944 voor hem aanleiding geweest om zich in de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te verdiepen en was hij in 1944 bezig om hierover iets ‘op papier’ te zetten, mogelijk gekoppeld aan de Afscheiding van 1834 (Hendrik de Cock, Ulrum, zie ook de pagina over Aldert Derks Omta (1776-1889). Hij heeft dit handschrift echter nooit kunnen inzien, als iemand meer weet over de inhoud of een kopie van dit handschift in bezit heeft, dan hoor ik dat graag en zorg ik voor direct contact met Ger Snaak.
In mei 1995 schrijft zijn jongste dochter, Gé W. Everts-Omta (1933-2020) op verzoek van de dominee, die het verhaal wilde gebruiken in zijn thema-kerk-zangdienst over: “De heiligen die ons zijn voorgegaan” het verhaal over haar vader Aldert Derks Omta op 9 Sept. 1944 te Bierum werd opgepakt en gefusilleerd door de SD. Naast dit korte stukje dat komt uit de door mij bewaarde stukken, is er een beschrijving van dit voorval door zijn zoon Fokke Omta en een uitgebreide beschrijving en een podcast van haar kleindochter Francien Everts.
Het verhaal van een (over)-levende: Ergens gebeurde het – ruim een half jaar voor het einde van, de Tweede Wereldoorlog. De Vader in een gezin met onderduikers lag midden in de nacht in zyn bed te zingen: “Als GOD myn Hulp en Heil wil wezen, wat zal een nietig mens my doen?” Al vele malen waren er invallen in zyn woning gedaan. Zoektochten naar de onderduikers met speurhond, -met dreiging- en met geweld. De gezochten werden echter nooit gevonden. Tenslotte raakte dit tot een climax. Op een Zaterdag-middag was de dreiging wel heel groot. Ondanks 2 speurhonden, dreiging en geweld kwamen de vyanden niet klaar met het doel, waarvoor ze gekomen waren. De Vader,die steeds apart werd gehouden, moest weer met hen mee-zogenaamd ter begeleiding. Die voelde echter al wel, dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Het was misschien een uur voordat hy werd gefusilleerd. Voordat hy mee-ging, keerde hy zich tussen de openstaande suite-deuren naar zyn vrouw en dochters en zei: “Denken jullie er even aan, dat het kind van het gezin W,,dat Zondag gedoópt is,nog moet worden ingeschreven?” Het spreken werd hem verder verboden, maar voor-dat hy de deur uitging, stak hy zyn handen gevouwen omhoog. Ondanks alle ellende waren dit-voor die achterbleven-als het ware “heilige” momenten en een “heilig” gebaar.